29 - Aad Nuis (Staatssecretaris OC&W), 1996

Dit is een exclusieve publicatie op deze website van één van de tien interviews die de uiteindelijke versie van het boek niet haalden. 'Rap van Fortuin' gaat over de opkomst van commerciële omroep in Nederland en wordt als naslagwerk gekoesterd als het gaat over de periode 1985-1996 in de Nederlandse omroepgeschiedenis. Het boek was met bijna 300 pagina's niet berekend op de vele gesprekken die Arjan, vooral uit eigen nieuwsgierigheid, allemaal had gehouden. De afgevallen interviews waren niet minder interessant dan anderen maar pasten simpelweg niet in het boek. Soms waren het verhalen over minder bekende zenders of waren de vertellers minder bekend. Maar online vervalt die beperking! En dus nu hier het volledige spectrum aan alle zenders en pogingen tot die er eind vorige eeuw allemaal zijn ondernomen!

 

Het gesprek met minister Hedy d'Ancona en met de topambtenaar achter de schermen Harry Kramer, zorgden voor het meeste vuurwerk en haalden dus het boek. Maar de, tijdens deze schrijfperiode (1996) zittende staatssecretaris Aad Nuis,was ook relevant. Alleen was hij minder loslippig (zoals zittende politici altijd doen) en wachtte hij bovendien op een adviescommissie (commissie Ververs) die de toekomstrichting voor de publieke omroep zou schetsen. Hij wilde en kon dus nog niet alles zeggen. Commisssie Ververs kwam voorjaaar 1997 met een suf rapport en de belangrijkste aanbeveling (omroepverkiezingen) zijn geen seconde serieus overwogen. De centralisering van de omroep (in wat nu de bestuurslaag NPO heet) is er evengoed wel gekomen. In dit gesprek komt de man die het jaar hierna BNN zou toelaten tot de publieke omroep, met een inmiddels behoorlijk achterhaalde visie. De overheidssteun aan de publieke omroep wordt nog gemotiveerd uit distributieschaarste (omdat er beperkte zendkanalen zijn, moet de overheid reguleren om te zorgen dat er ook betrouwbare kwaliteit tussen zit, of zoiets). Kijk met de blik van de jaren tien naar hoe nog geen 15 jaar geleden werd gedacht in Den Haag over de toekomst van de omroep.


Staatssecretaris Nuis (D66) heeft de zware taak het grillige medialandschap vorm te geven op weg naar het volgende millennium. De politiek moet de positie bepalen van de publieke omroep, en daarmee automatisch ook die van de commerciële omroep. Want elk onderdeel wat de publieke omroep zal laten vallen wordt daarmee commercieel interessant. Breed amusement zit al bij beide kampen, dus het gaat nu om de smallere segmenten. Wat blijft voor de politiek interessant genoeg om financieel te ondersteunen? En hoe lang zal de overheid nog proberen de publieke omroep een voorsprong te geven? Elke nieuw vrijgekomen etherfrequentie voor commerciële radiostations betekent een verdere marginalisering van de publieke zenders. Een steeds groter wordend breed georiënteerd aanbod op de kabel snoept ook steeds meer televisiekijkers weg van de publieke zenders. En blijft er een brede nationale omroep over in een gesegmenteerd en gedigitaliseerd mediabeeld? Vragen voor de ex-journalist Aad Nuis, die als staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) de politieke toon moet zetten.

 

De onzekerheid

 

"Mijn voorganger, mevrouw d'Ancona, heeft de basis gelegd voor de commerciële omroep in Nederland. Want dat speelde voor mijn tijd. Ik ben een betrekkelijk jonkie op het mediagebied. Ik was toen voorzitter van de vaste Kamercommissie van Welzijn en Cultuur, en zag wel dat zodra het over de media ging het heel druk was in de Kamer. Dan stonden er ook overal camera's, terwijl als het over Cultuur ging het heel rustig was. In de vorige beleidsperiode is het vrij moeizaam gegaan, omdat er over commerciële omroep zo verschillend gedacht werd. Maar ik beschik over een regeerakkoord wat op dit punt volstrekt duidelijk is: een sterke publieke omroep met gegarandeerde concessies voor vijf jaar, en daarnaast ruimte voor commerciële omroep. Op zich is het dus duidelijk hoe de politiek hier over denkt. Maar het kijkersgedrag is dusdanig veranderd dat je niet achterover kunt leunen tot 2000. Mensen kijken nu voor de helft naar de publieke en voor de andere helft naar de commerciële tv. Dat is een totaal andere wereld dan de wereld waarin de publieke omroepen de enige belangrijke partijen waren. Vandaar dat de Commissie Ververs naar de toekomst van de publieke omroep moest kijken. Bovendien maken technische veranderingen het mogelijk dat het tv-landschap er over tien jaar compleet anders uit kan zien. Met misschien wel honderd kanalen. Dus moet je nadenken over het belang van een sterke publieke omroep in zo'n nieuwe digitale toekomst.

 

Je merkt dan ook bij de politieke partijen een grote mate van onzekerheid op dit terrein. De meningen zijn nog niet uitgekristalliseerd. Vroeger lagen de hoofdlijnen redelijk vast, binnen een CDA/PvdA coalitie, die wel wisten wat ze met het bestel wilden. Nu is er bij alle partijen wat onzekerheid binnen geslopen. Niemand weet hoe de zaak zich ontwikkelt. De Kamer wil aan de ene kant dat ik snel een standpunt inneem over de toekomst van de Nederlandse media. Maar als de Tweede Kamer zelf moet reageren op mediavraagstukken, blijkt dat de fracties er zelf ook nog niet uit zijn. Aan de ene kant is dat voor mij als bewindspersoon een lastige situatie, want je weet niet wat de mening van de Kamer is. Maar aan de andere kant heeft het ook voordelen, want het betekent dat er ook bereidheid is om na te denken over de nieuwe situatie. Als iedereen precies weet wat ze willen op mediagebied, dan kan ik er ook niet veel aan veranderen. Mijn taak is nu het advies van de Commissie Ververs uit te werken, en om te zetten in nieuwe wetgeving. Wat dat betreft wordt 1997 een spannend jaar, want de politiek moet zich echt bezinnen op de nieuwe ontwikkelingen op mediagebied. Ik heb dan aan de ene kant een helder regeerakkoord, maar dat regeerakkoord geeft ook de duidelijke opdracht om dingen die nu nog onduidelijk zijn te verhelderen.

 

Het Delegeren

 

Het Commissariaat voor de Media was een poging om alle uitvoeringsbeslissingen op mediagebied op een afstand van de politiek plaats te laten vinden. Daar is veel voor te zeggen, als je geen staatsomroep wilt maar een publieke omroep. Vanaf 1988 heeft Aart Geurtsen daar als voorzitter gezeten, waarvan je je later kunt afvragen of het goed was om daar meteen van die geprononceerde politici neer te zetten. Maar in de praktijk is het met de samenstelling van het Commissariaat best meegevallen. Het is een gevestigde instelling geworden met aanzien en vertrouwen in het hele veld, wat toch niet eenvoudig is in dit mediawereldje. De politiek heeft een enkele keer een beslissing van het Commissariaat geblokkeerd. Maar de introductie van de commerciële televisie in Nederland hoort daar niet bij. De Mediawet kon in 1988 kon commerciële omroep vanuit het buitenland niet tegenhouden. Het vraagstuk was of er sprake was van omzeilingsconstructies. Het Commissariaat voerde de wet uit, die hebben de komst van RTL-Véronique goedgekeurd en van TV10 tegen gehouden. Terecht zei het Commissariaat dat de politiek zelf deze situatie gecreeerd had. Maar Den Haag vroeg zich toch af of dit nu wel op deze manier moest gebeuren. Er werd wel degelijk politieke druk uitgeoefend naar het Commissariaat om de goedkeuring te stoppen. Maar de druk was niet zo krachtig dat het besluit is geschorst. Het is een betrekkelijk uitzonderlijk geval geweest. We hebben met het Commissariaat voor de Media geprobeerd wat meer afstand te nemen van elke beslissing op het omroepgebied. Maar dit was wel een randgeval van de bestuurlijke afsplitsing die met het Commissariaat voor de Media is gecreëerd. Het lag op de grens tussen uitvoering van de wet en het voeren van beleid.

 

Het onderscheid

 

Er is een tijd geweest dat commerciële omroep eruit zag als een grote machtige eenheid, alsof alles wel kon met geld. Maar je moet het wel verdienen, ook de grootste investeerder moet het geld weer terugzien. Het moet dus een beetje op een koopje. De commerciële omroep is toch een onderneming die heel veel kijkers moet zien te vergaren op de meest eenvoudige wijze. Niet al te dure programma's maken. En als je ze kan kopen in Amerika, waarom zou je het laten? Het gevolg van zo'n geheel commercieel stelsel zie je ook in landen om ons heen. Dat is toch vooral heel veel van hetzelfde. Echt programma's die er boven uitsteken, waarin veel geïnvesteerd is, waar veel creativiteit en werkkracht in zit om ze te ontwikkelen, daar kom je bij commerciële omroep veel moeilijker aan toe. Zeker in de situatie van grote concurrentie waarin men nu verkeert.

 

De filosofie

 

Het liefst zien de commerciëlen dat de publieke omroep heel streng is, met zwarte jas en hoge hoed. Dat is de ideale publieke omroep volgens de commerciëlen, want voor alle aardigheid in het leven kunnen zij heel goed zorgen. Moeilijke dingen en preken op zondag mag de publieke omroep desgewenst doen. Maar dat is niet mijn opvatting. Dat zouden ze wel willen, ha ha ha. Ik vind dat publieke omroep tot taak heeft aardige dingen van waarde te maken. Niet voor de 200.000 mensen die al wisten dat het van waarde was, maar als een verleidingsmachine naar mensen die daar misschien niet vanuit zichzelf van af wisten. Dan krijg je programmering die zich richt op een breed publiek en probeert te verrassen. Zodat die mensen niet alleen maar achterin hun stoel zitten en precies zien wat ze dachten dat ze zouden zien, maar dat er iets bij zit waarvan ze ineens even denken "Hé dat wist ik nog niet", of "Dat vind ik toch wel interessant". Dat is eigenlijk de opgave.

 

De historie

 

We hebben een uniek omroepstelsel dat naar mijn gevoel uitstekend werkte in de tijd waarin het werd opgezet. De ether was het enige wat je had, en er was grote schaarste. Er was toen alleen nog maar radio. Dan kun je als overheid twee dingen doen. Je gaat het zelf controleren, dan heb je staatsradio. Of je laat het aan de markt over, dan is het aan de meest biedende. Wij hebben indertijd een mooie tussenvorm gevonden, die keurig was gebaseerd op de maatschappelijke werkelijkheid van Nederland. Je had een stel zuilen in het land, die bestonden echt. Het was een realiteit voor de burgers. Dus als je elke zuil zijn eigen stem en inbreng gaf, had je een prachtig midden tussen staatsradio en de vrije markt. Dat vond en vind ik historisch gezien een mooi systeem.

 

Eigenlijk is er de klad ingekomen toen de mensen zich niet meer gedroegen volgens dat zuilenpatroon. Iets waar ik absoluut niet op tegen ben, dat kun je je vanuit mijn politieke achtergrond ook wel voorstellen. Die zuilen zijn door de werkelijkheid achterhaald, maar het systeem bleef bestaan. Dat betekende dat het systeem heel andere effecten ging krijgen dan in het begin. Het was weliswaar een publiek stelsel, maar het gedroeg zich in diverse opzichten als een commercieel stelsel. Kijkcijfers werden belangrijk, en de omroepen gingen elkaar beconcurreren. De publieke omroep was geen onderling verband maar elkaars concurrenten, die één keer per jaar de krijgsgevangenen kwamen uitwisselen. Ha ha ha. Het is moeilijk uit te leggen aan mensen die nog in dat bolwerk geloven dat het iets anders is gaan betekenen omdat de werkelijkheid is veranderd. Dat is eigenlijk het basisprobleem. Men is bij de publieke omroep heel langzaam gaan inzien dat het onzin is om bij elkaar veel kijkers af te snoepen als je in hetzelfde systeem van bekostiging zit. Nu groeit het onder druk van de concurrentie van buitenaf langzaam naar een federatie. Dat denkproces had de politiek misschien iets kunnen bespoedigen, maar het is nu eenmaal een maatschappelijke ontwikkeling die zo moest verlopen. De dingen hebben zo hun verloop gehad omdat Nederland in elkaar zit zoals het in elkaar zit. Nu is de vraag hoe we die verandering zo goed mogelijk vorm gaan geven.

 

De bevoorrechting

 

We geven de publieke omroep een enorme voorsprong doordat we omroepbijdrage heffen. De gemeenschap betaalt de publieke omroep mede om, naast amusement, ook dingen te brengen die de commerciële omroep niet doet. Net als met het hele cultuurbeleid geef je subsidie, maar verbind je er wel voorwaarden aan. Programmatisch inhoudelijke voorwaarden wat betreft de hoeveelheid cultuur, informatie, educatie, noem maar op. Publieke omroep dient daarmee algemene culturele en politieke doeleinden, en daar betaal je voor. Dan kun je ook voorwaarden stellen aan hoe ze dat geld uitgeven, en waaraan. Publieke omroep is in het nadeel ten aanzien van commerciëlen omdat ze bepaalde dingen niet mogen doen. Maar daar staat tegenover dat ze ook behoorlijk voor hun publieke taken betaald krijgen. Dat is een wezenlijk verschil. Je kunt dat als je wilt voortrekken of beschermen noemen. Daarnaast is er commerciële omroep en die krijgen dat allemaal niet en die hebben ook weinig verplichtingen. Ik zeg niet niks, want ook daar kun je grenzen stellen.

 

De bevoorrechting betekent niet dat de publieke omroep alleen maar aanvullend bezig hoeft te zijn. Ik ken die redenering van de commerciëlen wel. Wanneer de redenering 'dat programma kan ik ook maken' als leidraad zou gelden, dan zou dat er in de praktijk toe leiden dat de publieke omroep volstrekt gemarginaliseerd wordt. Kan een commerciële zender een nieuwsuitzending maken? Ja natuurlijk. Dat zou betekenen dat zodra één commerciële zender een nieuwsuitzending maakt de publieke omroep er mee op moet houden omdat het immers ook door commerciëlen wordt gedaan. Dat is niet de opzet, zo staat het ook niet in het regeerakkoord. Daar staat dat we een sterke publieke omroep nodig hebben, en daarnaast is er ruimte nodig voor commerciële omroep.

 

De vergelijking met de krantenwereld gaat niet op. Dat hoor ik vaker, de vraag waarom de overheid zich wel bemoeit met radio en televisie en niet met tijdschrift en krant. Het fundamentele verschil is de kwestie van de schaarste. Als er schaarste had bestaan bij de gedrukte pers, en er waren bijvoorbeeld maar drie persen in het hele land, dan hadden we nu niet zulke leuke boekjes in de winkel gehad. Daar had de overheid dan ook regulerend opgetreden. Dat doet de overheid nu ook, in de hele cultuursector, om initiatieven die uit zichzelf niet zouden overleven te ondersteunen. En voor kranten is er het Bedrijfsfonds voor de Pers. Kranten zijn allemaal commercieel, en niettemin zit er een overheidsbeleid achter. Als er een ontwikkeling in de kranteneconomie ontstaat, waarbij steeds hogere oplages gehaald moeten worden om nog rendabel te zijn, dan kun je een uitgave die maar voor een beperkte groep Nederlanders interessant is ondersteunen. En dat doen we bij radio en televisie dus ook. Daar heerst schaarste, en dus moet de overheid dat in de gaten houden. Ik denk dat er altijd een zekere overheidsbemoeienis met media zal blijven bestaan. Maar op den duur kan het karakter van de zorg van de overheid veranderen. Als de schaarste ophoudt te bestaan bijvoorbeeld, maar daar zijn we nog lang niet. Je moet nooit toekomst en heden met elkaar verwarren, want dan krijg je een heel andere toekomst. Ha ha ha...

 

De distributie

 

De overheid vindt een bepaald type omroep zo belangrijk dat we daar geld voor beschikbaar stellen. Dan moeten we ook de middelen ter beschikking stellen om te zorgen dat iedereen dat kan horen. Dat probleem speelt voornamelijk bij de radio. Zolang niet alle huishoudens een kabelaansluiting hebben, moet de publieke omroep het publiek via de ether bedienen. We willen wel dat er ruimte komt voor commerciële omroep, maar de prioriteit ligt bij de publieke omroep. Naarmate er meer frequenties vrijkomen is er meer ruimte voor commerciële omroep. Als er niet meer frequenties vrijkomen, dan moet je gaan bedenken wat de publieke omroep in capaciteit terugmoet om voor de commerciële omroep nog wat vrij te maken. Dat probleem speelt alleen als de schaarste even groot of even klein blijft. Maar ik denk dat dat dilemma ons bespaard blijft door het feit dat we zo'n snelle uitbreiding van mogelijkheden hebben, zowel voor de radio als straks voor de televisie. Het is één van de weinige problemen die zichzelf oplossen. Bovendien, schaarste is een relatief begrip. Er is altijd schaarste als er meer vragers zijn dan er aanbod is. Dat is voorlopig nog behoorlijk het geval. Anders was die ruzie over frequenties en toegang tot de kabel er niet. Wat dat betreft verandert er niet zoveel. Die nieuwe techniek, DAB, waardoor er een veelvoud van zenders bij kan komen is heel mooi. Maar zolang er geen geld mee te verdienen valt, zal ook daar schaarste blijven.

 

Het is niet een kunstmatig gecreëerde schaarste in de ether. Ik begrijp ook niet hoe je dat vol kunt houden, als je dat veld ziet van met elkaar worstelende personen die allemaal zo graag een zender willen hebben. In 1995 hebben we vanwege een rechterlijke uitspraak over de frequentieverdelingbesluiten van de vorige regering naar technische oplossingen gezocht om Sky Radio en Radio 538 alsnog een frequentie te geven. De verdeling van frequenties in 1994 is aanleiding geweest tot zeer veel processen. Dat zal ook blijven, ook bij een volgende verdeling zullen weer processen komen. In twee gevallen is het voor ons verdelers verkeerd uitgepakt, en hebben we gezocht naar een tegemoetkoming. Toen zijn er technische oplossingen gevonden die tot een inschikking hebben geleid van de publieke frequenties. Je kunt niet ontkennen dat we gaten hebben geprikt in het net, waarna Radio 1 slechter te ontvangen was voor met name mensen in de Flevopolder. Ook het bereik van Radio Utrecht is veranderd. Maar alles opnieuw herverdelen voor twee jaar was ook niet zinvol. Dan moesten er weer anderen weg, dan ging iedereen weer procederen, en dan zijn we weer even ver.

 

Bij een volgende ronde van etherfrequentieverdelingen moeten we een beter systeem hebben, dat stand houdt tegen gerechtelijke procedures. Anders blijf je aan de gang. We zijn veel meer geneigd om de kant op te gaan van een veiling. Wie het meest biedt, mag hem hebben. Daar kan geen rechter iets aan doen. Maar ik zou het buitengewoon jammer vinden als we niet de mogelijkheid hadden om een deel te compatteren. Als je alles op de markt gooit voor de meest biedende, dan krijgt diegene die de minste inspanningen verricht de frequenties. Want je kunt het meest bieden als je het minst doet op de zender. Dan krijg je van die muziekmachines, uiteraard gericht op een groot publieksbereik. Gewoon reclame binnenhalen, en verder niet te veel inspanningen verrichten. Maar probeer maar eens een behoorlijke commerciële nieuwszender van de grond te krijgen. Dan heb je toch een paar journalisten nodig, en die moeten eten. Dergelijke initiatieven komen er bij een openbare veiling slecht van af. Dat zou betekenen dat je alle frequenties weggeeft aan mensen die geld verdienen met allemaal precies hetzelfde eenvoudige programma-aanbod. Dat zou ik jammer vinden.

 

Dan kan je natuurlijk zeggen dat het antwoord op deze situatie al bestaat; de publieke omroep. Maar dat zou ik unfair vinden tegen mensen die in het commerciële vlak proberen om een nieuwszender of een Nederlandse popzender op te zetten. Een Nederlandse popzender is alweer duurder dan een gewone popzender, want je moet er meer inspanningen voor doen. Het is gebleken dat Radio Noordzee Nationaal heeft geleid tot een opbloei van de Nederlandse popindustrie en platenverkoop. Daar mag je best ook eens naar kijken. Op zichzelf moet je natuurlijk niet iets beschermen enkel en alleen omdat het een Nederlandse industrie is. Maar het heeft wel culturele waarde, dus het is wel degelijk iets om speciale aandacht aan te schenken. Als er maatschappelijke initiatieven zijn zoals een jazz-zender of een kunstkanaal, en mensen zien de middelen om dat voor elkaar te krijgen, waarom zou dat dan gladgestreken moeten worden door de commercie? Voor kleinere doelgroepzenders zouden kleinere kaveltjes apart gehouden kunnen worden. Dan kun je ook wel veilen, maar dan bied je de zenders waar veel minder geld mee valt te verdienen ook een kans. Zo'n zender moet dan wel een aanvulling zijn op de publieke omroep, want een totale doublure lijkt mij niet zinvol.

 

Het basispakket

 

Bij de televisie gaat het vrijwel altijd over de kabel. Het kabelnet kan in de toekomst steeds meer kanalen bieden. Ik vind dat een prachtige ontwikkeling, er komt zoveel keuze straks. Een cultuurzender, een zender met alleen maar voetbal, mocht je dat leuk vinden, noem maar op. Er zullen ook zenders komen die maar voor een klein select publiek interessant zijn. Die willen wel op de kabel, maar die richten zich op bijvoorbeeld slechts 200.000 mensen in Nederland. Dan is het niet geschikt voor het open net, omdat je te weinig kijkers trekt, en dus valt er weinig aan reclame te verdienen. Maar als de techniek zich voortzet zoals nu gebeurt kun je straks diverse soorten abonnee-tv ontvangen. Zo'n special-interest zender is dan wel interessant voor aanbod op abonnee-basis, voor die geïnteresseerde mensen die best bereid zijn een tientje per maand te betalen. Als er 200.000 mensen een boek van Adriaan van Dis kopen dan hebben we het grootste succes in de literaire wereld. Maar voor een gewoon tv-net is dat heel weinig. Vandaar de toekomst van het 'gesloten'net , waar de kijker dan moet betalen per zender.

 

Tegelijkertijd blijft er een behoefte bestaan aan een 'open' net. Het voetbalkanaal wil ook op het open net, voor iedereen bereikbaar dus. Maar omdat het een special-interest zender is willen ze naast de reclame aanvullende financiering. En daarom vragen ze twee gulden per abonnee aan de kabelexploitant. Het voetbalkanaal zegt nu dat de twee gulden per maand maar een schijntje is, als iedereen er naar kijkt. Maar dan kan een effect zijn dat de kabelmaatschapijen een standaardpakket invoeren wat steeds groter wordt, met alle toeters, bellen, zwaailichten erbij. Dat is dan het enige pakket wat in de handel is. Daar wil ik proberen een stokje voor te steken. Ik wil zorgen dat er ook een 'basispakket' komt op het open net. Voor iedereen toegankelijk, een sober model dat toch de moeite waard is. Als een soort keuze voor de consument. Die keuzevrijheid wil ik er voor de mensen in houden. Het is al erg genoeg dat de overheid zoveel belasting moet eisen van de mensen, maar dan moeten niet ook private ondernemingen nog eens belasting komen heffen.

 

Wat is dan dat standaardpakket tegen die lage vastgestelde prijs? Daar moet in ieder geval de Nederlandse publieke omroep in zitten, aangevuld met publieke omroepen uit de ons omringende landen. Het is absoluut niet mijn bedoeling om zenders die graag op het grote publiek mikken, RTL4, SBS, Veronica en anderen die tot dusverre zelfs wilden betalen om op de kabel te komen, om die uit te sluiten van het basispakket. Die kosten niets meer voor de kijker, dus die kunnen zonder enige moeite in mijn basispakket. In de pers is het misverstand ontstaan dat ik alleen maar de publieke zenders in het basispakket wilde hebben. Er zijn grote belangen in het spel, belangen die ertoe leiden dat mensen je soms heel verkeerd verstaan. Dat komt dan ook in de krant, waarbij alles door elkaar wordt gehaald, en ik verkeerd geciteerd wordt. In Televizier stond een enquête waarbij de mensen werd gevraagd of ze bereid waren meer te betalen voor een beperkter pakket met alleen maar de publieke omroep. Het is best wel lastig als je voorstel verkeerd wordt geïnterpreteerd. En weet je wat er in de krant staat als ik dat rechtzet? 'Staatssecretaris van gedachten veranderd'. Wat een draaierd! Ha ha ha. Maar ik heb gezegd dat in ieder geval de publieke omroepen in het basispakket moeten zitten, aangevuld met wie maar wil. Dat allemaal voor ongeveer dezelfde prijs als nu het geval is. En die zenders die niet kunnen rondkomen van reclame alleen, daarvan moet de kabelexploitant kunnen bepalen of hij die zender in zijn pluspakket wil zetten. Als de kabelexploitant daar dan voor wil betalen, dan krijg je pluspakketten. Het wetsvoorstel waarin die zaak geregeld werd, was al lang voorbereid voordat de plannen van de KNVB Sportzender geopenbaard werden. Het is er dus geen antwoord op, anders zou ik wel heel snel gewerkt hebben. Je kon die ontwikkeling zien aankomen. Het is dan wel verhelderend als er zo'n Sportkanaal komt, omdat je dan aan sceptici duidelijk kunt maken dat die beelden over de toekomst niet louter berusten op vage praatjes, maar dat het ook echt ergens over gaat.

 

De ontwikkelingen

 

De ontwikkeling van abonnee-tv gaat snel, maar waarheen het zal leiden is nog niet geheel duidelijk. Technisch gezien kan het. Het grote probleem bij de media in engere zin, en op de elektronische snelweg, is de grote nervositeit in de samenleving en in het bedrijfsleven. Men meent vrijwel zeker te weten dat er ergens gouden bergen staan, maar men weet niet precies waar. Als je verkeerd gaat, dan zit je er ook goed naast. Daarom zie je ook steeds nieuwe initiatieven, andere coalities, fusies, kortom een boel nervositeit. Het is lastig om het produkt te vinden waarvan je zeker weet dat je de mensen over de drempel heen krijgt. Ik ben voor een vrije markt, maar mijn belang is om te kijken of het publiek er niet bij inschiet. Ik heb altijd op school geleerd dat vrije markt betekende dat de consument minder hoefde te betalen voor meer aanbod. Dat was het idee. Als het omgekeerde het geval is dan moet je als overheid de touwtjes in handen blijven houden. En abonnee-tv gaat de mensen méér kosten. Iedereen heeft het recht om geïnformeerd en geamuseerd te worden op een manier die adequaat is. De overheid heeft op dat gebied altijd bemoeienis gehad. De vorm van die bemoeienis is zeer gevarieerd geweest. Verscheidenheid, toegankelijkheid van informatie, een bepaalde vorm van kwaliteit, dat zijn een paar kernbegrippen die voor de overheid altijd van belang zullen zijn. Maar die niet altijd hoeven te leiden tot dezelfde vorm van overheidsingrijpen. Soms zelfs helemaal niet. Als dingen goed marcheren, hoef je niets te doen. Je moet wel altijd waakzaam blijven voor veranderingen in de markt die niet de bedoeling zijn. En dat kan hier het geval zijn.

 

De publieke omroep

 

De publieke omroepen verdwijnen niet voor het jaar 2000. De omroepconcessies liggen voor vijf jaar vast, en dat blijft zo. Maar je kunt in dit veld niet stilzetten. Ik vind dat de publieke omroep nog te veel een los gezelschap van clubjes is. De historische redenen daarvoor heb ik gegeven, maar dat wil niet zeggen dat ik vind dat het zo moet blijven. Het doet de slagvaardigheid van de publieke omroep kwaad. Ik wil wel die verscheidenheid houden, maar de muren tussen de verschillende zuilen in het land zijn verdwenen. Dat wil niet zeggen dat we verscheidenheid aan opvattingen, ideeën, manieren van dingen bekijken, kwijt zijn. Dat vind ik een groot goed. Dat zou ik willen meenemen. Dat zit ook in die verschillende programma-organisaties, wat eigenlijk een soort redacties zijn. Die zou je een soort statuut moeten geven voor hun eigenheid. Dat wel. Het moet ook van onderop groeien, maar er moet wel meer besluitvaardigheid zitten aan de top. Het NOS-bestuur doet nog teveel dingen door elkaar. Ik heb wel ideeën over een betere bedrijfsvoering, maar die heb ik bewaard tot na de rapportage van de Commissie Ververs. Ik kon wel eerder suggesties aandragen, maar als je nog niet wist welke richting we op gingen met de publieke omroep, dan praat je voor je beurt. Ik denk in ieder geval aan meer bevoegdheid voor zendercoördinatoren, kortom een helder systeem van knopen doorhakken. En ik ben zeker van plan via wetgeving voor 2000 nog heel wat te veranderen. Mensen die zeggen dat er niets meer gaat gebeuren tijdens de periode Nuis hopen dat misschien, maar krijgen ongelijk. Ik vind wel dat je er voor moet zorgen dat je 2000 op een nette manier haalt. Anders heeft het weinig zin om te praten over wat je daarna gaat doen."

 

(c) Arjan Snijders